Deze dissertatie onderzoekt informationele zelfbeschikking in Duitsland, Europa en Nederland. Aan de hand van zowel een praktijkgerichte als normatieve analyse sluit het boek af met conclusies, een stelling en aanbevelingen.
Niet leverbaar
Deze dissertatie onderzoekt informationele zelfbeschikking in Duitsland, Europa en Nederland. Aan de hand van zowel een praktijkgerichte als normatieve analyse sluit het boek af met conclusies, een stelling en aanbevelingen.
Het begrip ‘informationele zelfbeschikking’ is al decennia geleden in de rechtspraak ontwikkeld, maar heeft - door een aantal samenhangende technologische vernieuwingen - een nieuwe kleur en karakter gekregen. Aanvankelijk was het vooral een ‘defensief concept’, maar door de introductie en massale verspreiding van smartphones en andere mobiele gegevensdragers heeft het inmiddels een actief en assertief karakter. Gebruikers lijken steeds meer hun ‘eigen’ gegevens te kunnen beheren. Informationele zelfbeschikking lijkt daardoor daadwerkelijk binnen het bereik van zeer velen te komen. Vooral in de gezondheidszorg duiken nieuwe vragen op. Hoe zijn gezondheidsgegevens in deze nieuwe situatie met persoonlijke gezondheidsomgevingen adequaat te beschermen? Kan het medisch beroepsgeheim nog zijn beschermende werking hebben? Moet daarbij een onderscheid worden gemaakt naar de typen personen wiens gegevens het betreft? Wat moet de rol van de overheid en de rechtstreeks betrokken private partijen zijn? Welke rol kan en moet privacy by design spelen? Welke overige toekomstgerichte aanbevelingen zijn er - gelet op de opmars van persoonlijke gezondheidsomgevingen - te geven?