Dit wordt het begin van een zoektocht, vermoedt hij, als hij voor de kuil staat, waar zijn oom Fridus Beitnagel in wordt begraven. De broer van zijn vader die in het jaar waarin hij werd geboren een kruisje achter zijn naam kreeg in de stamboom. Over Fridus werd thuis niet gesproken zolang als hij zich kan herinneren. Zijn vragen over zijn oom, in zijn kindertijd, werd door zijn vader beantwoord met, vermist en niet gevonden. Door de tijd vergat hij hem, tot hij werd verrast door een telefoontje van een notaris die hem uitnodigde voor de begrafenis en de lezing van het testament.