De 18-jarige Jan begint vanuit Australië aan een reis door een gedeelte van de Cariben, Europa en Afrika, maar tevens – belangrijker nog – aan een innerlijke reis, op zoek naar de zin van het leven. Op het moment van vertrek denkt hij een rugzak nodig te hebben die bijna net zo zwaar is als hijzelf. De rugzak is een projectie van zijn innerlijke uitgangspositie.

Beide reizen zijn door het hele boek met elkaar in wisselwerking. De innerlijke reis dwingt hem keuzes te maken in de uiterlijke reis, de gevolgen waarvan weer invloed hebben op zijn innerlijke reis, enz. Hij ontmoet demonen (de egokant van de maatschappij) en engelen (mensen die hem belangeloos helpen). Geleidelijk aan, na een bezoek aan een RastafarI, krijgt de innerlijke reis de overhand en wordt zijn geestelijke ontwikkeling duidelijk, met als hoogtepunt zijn verblijf in de gevangenis. Daar ontdekt hij wat hij voor zijn medemens kan betekenen.

Ik heb al veel boeken mogen vertalen, maar ben er nog nooit eentje tegengekomen als dit. In de uiterlijke wereld lijkt de reis op een avonturenroman, in de innerlijke een zoektocht naar God, naar rust. Zoals hij het zelf uitdrukt: “Mijn vrijheid zit vanbinnen. Ik ben gelukkig en niemand kan me daarvan beroven”.

- René Swinkels, vertaler van esoterische boeken