Boekhandel Douwes Den Haag

Klassiek en digitaal speuren naar strafrechtelijk bewijs

Charlotte Conings

Klassiek en digitaal speuren naar strafrechtelijk bewijs

Klassiek en digitaal speuren naar strafrechtelijk bewijs

Klassiek en digitaal speuren naar strafrechtelijk bewijs

 

De procedureregels die de zoekingen naar strafrechtelijk relevante informatie vorm moeten geven, zijn erg versnipperd en complex: de huiszoeking, netwerkzoeking, fouillering, telefoon- en informaticatap, bijzondere opsporingsmethoden...


Niet leverbaar

€ 133,00

Niet leverbaar


Beschrijving Klassiek en digitaal speuren naar strafrechtelijk bewijs

De procedureregels die de zoekingen naar strafrechtelijk relevante informatie vorm moeten geven, zijn erg versnipperd en complex: de huiszoeking, netwerkzoeking, fouillering, telefoon- en informaticatap, bijzondere opsporingsmethoden... Elke zoeking kent een eigen regime met specifieke voorwaarden. Dat is geen typisch Belgisch probleem, de meeste Europese staten kampen er mee. De versnipperde Europese aanpak vloeit immers gedeeltelijk voort uit de strengheid waarmee het Europese Hof voor de Rechten van de Mens het legaliteitsbeginsel uit art. 8, 2 EVRM heeft ingevuld. Op grond van dat beginsel moet het voor rechtsonderhorigen duidelijk zijn wanneer en hoe de overheid zich kan inmengen in het privéleven van burgers. Dat leidde uiteindelijk tot een kluwen van regels. De complexe regelgeving met betrekking tot de zoeking maakt bewijsvergaring moeilijk en inefficiënt. De digitalisering van bewijs doet ons des te meer inzien dat de bestaande regels complex, onduidelijk, achterhaald en inconsistent zijn. Nu de wetgever nog een nieuwe set regels toevoegt aan het bestaande juridische kader om het digitale speurwerk verder vorm te geven, wordt het probleem nog prangender.

Met de grote hervorming van het strafprocesrecht in het verschiet, is het erg nuttig het volledige wetgevende regime over zoekingen naar strafrechtelijk bewijs onder de loep te nemen. Het juridisch kader over strafrechtelijke zoekingen kan een stuk coherenter en praktischer, zo blijkt. Zo kunnen de verschillende zoekingen worden ingedeeld in categorieën, die verschillen naar gelang de mate van indringendheid. Centrale criteria ter indeling van de categorieën zijn de hoeveelheid en gevoeligheid van de informatie die de zoeking redelijkerwijs oplevert, de mate van privacy in de binnen te dringen sfeer en het openlijk of heimelijk karakter van het overheidsoptreden. Toepassingsvoorwaarden zijn dan gekoppeld aan die ruimere categorieën of gelden voor de zoeking in het algemeen. De flexibiliteit en ruimte die daarbij voor de speurder ontstaan, moeten dan wel gepaard gaan met meer waarborgen en een strengere sanctionering wanneer het fout gaat. Zo een vereenvoudiging maakt het kader niet alleen coherenter en efficiënter, maar verhoogt bovendien de voorzienbaarheid. Ook biedt ze een gepaste bescherming aan de mensenrechten, niet alleen door het tegenhouden van een al te indringende overheid, maar ook door het verzekeren van een efficiënt strafonderzoek dat bescherming moet bieden tegen de criminele medemens.

Zo een hervormd regime moet natuurlijk ook aangepast zijn aan de huidige, digitaliserende informatie- en dienstenmaatschappij. De maatschappelijke en technologische veranderingen maakt dat we met nieuwe criteria moeten werken die strafrechtelijke zoekingen van elkaar onderscheiden. Aangezien digitalisering plaats en locatie bijvoorbeeld steeds minder relevant maakt, heeft het weinig zin om te blijven werken met plaatsgebonden criteria: de mate waarin de smartphone wordt beschermd tegen onverantwoorde overheidsinmeningen hangt vandaag af van de plaats waar die smartphone wordt aangetroffen, ook al is de privacy-inmenging gelijk. Het blijkt dan ook nuttiger te werken met omgevingen en sferen, die zich laten kenmerken door een meer of mindere mate van privacy. Zij verwijzen niet zozeer naar fysieke plaatsen, maar wel naar de persoon en zijn private (fysieke, maar ook digitale) levenssfeer.

De digitalisering en de loskoppeling van plaats en locatie zorgt bijkomend voor een probleem van rechtsmacht. Het is niet langer vanzelfsprekend waar de overheid een zoeking naar bewijs uitvoert. De focus ligt vandaag op de locatie van het bewijs. Een zoeking naar data vindt volgens dit klassieke standpunt dus plaats in de staat waar de data zich bevinden. Wanneer de data staan opgeslagen in het buitenland, is volgens de klassieke leer bijgevolg internationale samenwerking nodig. Het grote belang van de locatie van de data voor het strafonderzoek staat in schril contrast met de irrelevantie daarvan in het dagelijkse leven. De huidige benadering blijkt bovendien opnieuw moeilijk werkbaar. Ook tast het wederom de voorzienbaarheid van de toepasselijke regels aan. Een verschuiving van focus van de data naar de persoon op wie de zoeking betrekking heeft, kan het systeem sluitend maken, door ook in een internationale context te zorgen voor werkbaarheid, voorzienbaarheid en een passende mensenrechtenbescherming.


ISBN
9789400008144
Verschenen
NUR
824
Uitvoering
Boek
Taal
Nederlands
Uitgever
Intersentia