Dit optimistische boek is een ode aan de fascinerende levensritmes van de natuur. Op verrassende wijze beschrijft de auteur de levensfases met de karakters van de twaalf dierenriemtekens. Net als ons eigen leven kennen bomen en bossen cycli van begin en einde, van groei en verval, van hoop en herinnering.

In twaalf levensfases transformeren landschappen van een kaal stuk rots langzaam naar een regenwoud en bomen groeien van een zaadje naar een majestueuze woudreus. In twee fases komt onze rol aan bod met het cultuurlandschap en de stadsjungle.

Wij zijn geen kwaadaardige slopers maar ook geen noodzakelijke redders. Met onze creativiteit schenken we schoonheid aan de wildernis. Ons cultuurlandschap verrijkt de natuur.

Dit boek is een must-read voor natuurliefhebbers, milieubewuste lezers en iedereen die de diepere eenheid van onze groene wortels wil doorgronden en ontdekken.