Maria Senden, geboren in Belgisch Limburg in 1892, was de dochter van een jeneverstoker uit Rekem, en trouwde met een jongeman uit Dessel, Martin Verbeeck, die een groot entrepreneur zou worden. Ze was een intelligente vrouw, een vrouw met een krachtige wil en een spetterende humor. Maria Senden volgde de roep van haar ziel door zich te verbinden met Martin Verbeeck, waarna een bijzonder en bewogen leven volgde als echtgenote van deze al even opmerkelijke man.
Martin Verbeeck was de zoon van een bierbrouwer uit de Belgische Kempen, in Dessel, die 'zijn eigen plan wilde trekken', omdat het leven in Dessel in de bierbrouwerij te klein voor hem was. Een man met een visie, met een onuitputtelijke energie, met interesse en medeleven voor zijn medemens. Hij zou een van de grootste industriëlen in België van zijn tijd worden. Het leven van Maria Senden beschrijven zonder dat van haar man Martin is onmogelijk. Haar leven werd geheel doorweven door zijn energie, zijn levenslust, zijn daadkracht en dit boek is dan ook een ode geworden aan hen beiden, de beide grootouders van de schrijfster, Fransje de Jongh. Zij bezocht de oude dorpen en huizen voor zover deze nog bestaan, dook in archieven, belde, mailde en schreef met personen en instanties die informatie konden verschaffen en stelde vervolgens dit levensverhaal samen.
Zij beschrijft de menselijke levensloop vanuit een oproep tot avontuur, zoals verwoord door Joseph Campbell, in zijn boek De held met de duizend gezichten. Hij stelt dat de mens gevolg kan geven aan een innerlijke roep, waardoor hij het bekende verlaat om het levensavontuur tegemoet te treden. Doordat de held of heldin deze roep volgt, kan de ziel haar sluimerende talenten aanspreken en zichzelf ontwikkelen. En dat is precies wat haar grootouders deden.
Een boeiend verhaal, waarin de geschiedenis van een opmerkelijk paar op aansprekende wijze is vastgelegd.