Soarse vindt haar vader dood in de woonkamer, met een bloederige hamer naast hem. Wie daarvoor verantwoordelijk is, weet ze niet, maar ze vindt het niet erg. Haar vader was, net als haar oom Bert, een geweldenaar en een verkrachter. Maar in het afgelegen huis was hij meester over leven en dood. 

Meteen wil iedereen doen alsof er niets aan de hand is, en het lichaam snel begraven. Soarse vermoedt dat één van de familieleden de moordenaar is. Van haar broer krijgt ze geen hulp, en ze besluit er vandoor te gaan. Maar ze weet nauwelijks iets van de buitenwereld. Toch vlucht ze, maar de wereld waarin ze terecht komt is evenmin veilig voor haar.