Via brieven aan haar overleden geliefde vertelt een vrouw de verhalen van haar ongeregelde leven als bohemien en westerse migrant zonder verblijfsvergunning in het Amsterdam van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw.
Via brieven aan haar overleden geliefde vertelt een vrouw de verhalen van haar ongeregelde leven als
bohemien en westerse migrant zonder verblijfsvergunning in het Amsterdam van de jaren zeventig en
tachtig van de vorige eeuw. Toen hij nog leefde vond ze het niet van belang al te veel bij de afgesloten
hoofdstukken uit haar leven stil te staan. Ze gaf er de voorkeur aan om in het moment te verkeren.
Bovendien hadden ze genoeg aan elkaar. Maar nu hij er niet meer is, merkt ze dat het nog niet klaar is.
Ze schrijft over gebeurtenissen waar hij geen weet van heeft . Ze vertelt hem over de Amerikaanse
jongeman met wie ze op 17-jarige leeft ijd trouwde om hem uit de Vietnam-oorlog te redden, de New
Yorkse fi lmmaker met wie ze naar Amsterdam kwam, de Mexicaanse macrobiotische kok met wie ze een
dochter met Latina temperament kreeg. En over de punk- en clubscene en de opkomende
performancekunst. Centraal staat de periode waarin hij doodziek in het ziekenhuis lag en een deel van zijn
leven niet bewust kon meemaken. Ze refl ecteert over ziekte en dood, seksualiteit, kunst, Denemarken, taal,
nuchtere spiritualiteit, vrouw zijn en vriendschap. Rouwend en schrijvend doet ze een poging haar leven
opnieuw te defi niëren. Geestig en bloed-serieus tegelijk, diep persoonlijk doch universeel, dit verhaal is een
exploratie van de grilligheid van het bestaan, van de onontkoombare krachten van transformatie en
vergankelijkheid. Een ode aan de liefde maar vooral aan het leven